Als de wereldcrisis eind jaren 20 overwonnen is neemt het goederenverkeer van de Deutsche Reichsbahn na jaren lange stagnatie weer toe.
Ze willen dan ook zwaardere en snellere goedertreinen inzetten, wat op dat ogenblik met de oude Pruisische locomotieven niet mogelijk is.
De Deutsche Reichsbahn had dus dringend behoefte aan zware eenheids-goederenlocomotieven om de oude series te vervangen.
Men koos voor een locomotief met een 1E as-indeling met een maximale asdruk van 20 ton.
Om de belastingen van de drijfstanglagers binnen de grenzen te houden koos men een 3-cylinder uitvoering.
De ontwerpen van deze baureihe 44 dateren al uit 1926.
Er werd een voorserie van 12 stuks besteld welke een aantal jaar in dienst is gesteld en uitgebreid werd beproefd.
Tien jaar na de eerste levering werden de locomotieven aangepast.
Zo werd de keteldruk van 14 naar 16 atm verhoogd, en de cylinderdiameter verminderd.
Ook werd de tegendrukrem verwijderd.
Daarna bouwde Krupp, Henschel en Bmag de 44.013 t/m 44.065 in een tussen uitvoering, totdat uiteindelijk met wat veranderingen in de ketel en met windleiplaten vanaf de 44.066 de serie bij diversen leveranciers in productie ging om vervolgens in grote hoeveelheden in de zware goederendiensten te worden ingezet op vele trajecten in het middelgebergte.
Daar vervingen zij de oudere locs van de serie baureihe 58.
Vanaf 1942 werd net als bij de series 42 & 50 ook deze serie met een materiaalbesparende wijze gebouwd.
Zo werden de meeste latere 44’s als Übergangskriegslokomotive gebouwd en kregen deze achter hun nummer UK toegevoegd.
Zo vervielen bijvoorbeeld de windleiplaten, de nummerborden uit metaal, de centrale vergrendeling van de rookkamerdeur en de voorste vensters in de cabine.
In het kader van de werkverdeling in het bezette Europa werd de bouw van de 44 aan Franse gebieden overgegeven, zodat de locomotieven vanaf 44.728 meestal Franse fabrieksschildjes droegen.
Tot 1945 zijn meer dan 2000 van deze zware driecilinderlocomotieven gebouwd; een deel ook voor Frankrijk en andere landen.
Na de Tweede Wereldoorlog is een deel van de locomotieven omgebouwd op oliestook.
Bij de DB werden deze locomotieven in 1968 genummerd in de serie 043, de kolengestookte locs in de serie 044.
De laatste door de DB in 1977 buiten dienst gestelde stoomlocomotief was een 44, en ook in de DDR was de 44 één van de laatste series stoomlocs die buiten dienst gesteld werd op het Duitse net.
De 44 was mede door zijn kracht en betrouwbaarheid één van de succesvolste Eenheidslocomotieven.

Baureihe: 44.
Indienststelling: 1926-1945
As-indeling: 1’E h3
Tender: 2’2T32, 2’2T34
Gewicht: 110,2T + 61,5T
Lengte: 22,62 M.
Snelheid: 80 KM
Kolenvoorraad: 10T
Watervoorraad: 34 M³
Vermogen: 2100 PSi
Model: Roco 62327, 63238, 63242, 43352